Van Kaam advocaten

K
K
 

IE, media- en privacyrecht zijn constant in beweging. De grenzen worden dagelijks getart. Wat mag net wel, wat mag net niet. Hierin ligt de kern van ons werk. Werk wat ons blijft uitdagen en inspireren.

filter op categorie:

De uitleg van een mondelinge overeenkomst

blog_mondelinge_ovk.jpg

Een overeenkomst hoeft in de meeste gevallen niet schriftelijk te worden vastgelegd om geldig te zijn. Mondelinge overeenkomsten zijn dus net zo rechtsgeldig als schriftelijke overeenkomsten, maar om te bewijzen wát er is afgesproken, is een schriftelijke overeenkomst wel heel handig. Dit blijkt maar weer uit een recent arrest van het Gerechtshof Den Haag waarin uitleg wordt gegeven aan een mondelinge overeenkomst.

Het Gerechtshof Den Haag heeft bij mondeling arrest uitleg gegeven aan een mondelinge overeenkomst met betrekking tot film en producer credits.

 

Eén van de partijen (Partij A) is initiatiefnemer van een film en werkt sinds 2011 aan de productie ervan. De andere partij (Partij B) komt op een gegeven moment met de initiatiefnemer in contact en werkt sinds 2013 mee aan de productie van de film. 

 

Partijen leggen op dat moment geen afspraken vast. Wel sturen de partijen elkaar e-mails waaruit blijkt dat Partij B de rol van associate producer zal gaan vervullen.

 

In de praktijk houdt Partij B zich met allerlei werkzaamheden bezig en maakt tijdens de opname van de film ook script aantekeningen.

 

In 2016 verslechtert de samenwerking tussen partijen. Partijen krijgen onder meer een discussie over de te hanteren filmcredits.

 

Partij B wil graag een filmcredit als executive producer (uitvoerend producent). Partij A is het hier niet mee eens en stelt dat er voorwaarden gelden om in de filmcredit als executive producer vermeld te kunnen worden, namelijk dat Partij B een bedrag van € 2000,00 euro dient te betalen, Partij B zich uit de productie terugtrekt en Partij B zijn scriptaantekeningen afgeeft.

 

Naar aanleiding van deze e-mail vindt er een gesprek plaats tussen partijen. In dit gesprek wordt gesproken over de credits, de inleg van € 2.000,00 en de scriptaantekeningen. Partijen nemen het gesprek op.

 

Na afloop van het gesprek stuurt Partij A Partij B een schriftelijk contract waarin de afspraken naar aanleiding van het gesprek zijn vastgelegd. Partij B stelt echter dat deze vastlegging niet hetgeen is dat partijen hebben besproken en weigert het contract te ondertekenen.

Vervolgens trekt Partij B zich terug uit het project. Hij betaalt de € 2.000,00 inleg niet en geeft zijn scriptaantekeningen niet af. Partij A vermeld geen credits.

 

Daarop start Partij B een gerechtelijke procedure en vordert primair dat Partij A door de rechter verplicht wordt alsnog de credits te vermelden en als Partij A dit niet doet, een verbod om de film te distribueren.

 

Subsidiair vordert Partij B dat Partij A wordt gedwongen verder met haar te onderhandelen over de afspraken en zo lang de onderhandelingen lopen, Partij A de film niet mag distribueren.

 

Voor de beoordeling van de vorderingen van Partij B neemt de rechter het transcript van het opgenomen gesprek tussen partijen als uitgangspunt.

 

Partij B stelt dat de enige voorwaarde voor de co-producer credits was dat Partij B zich zou terugtrekken uit het project. Partij A stelt daar tegenover dat Partij zich sowieso zou terugtrekken en dat Partij B pas co-producer credits zou krijgen als Partij B € 2.000,00 zou betalen én de scriptaantekeningen zou afgegeven.

 

De rechter oordeelt aan de hand van het transcript dat partijen hebben afgesproken dat Partij B zich sowieso moest terugtrekken uit het project en dat de creditvermelding als co-producer alleen zou plaatsvinden na betaling van € 2.000,00.

 

Uit het gesprek blijkt voorts dat de afspraken worden bevestigd per e-mail en niet dat de afspraken pas geldig zijn nadat ze in een overeenkomst worden vastgelegd. Met andere woorden: nergens in het gesprek is besproken dat Partij B pas hoeft te betalen nadat de afspraken schriftelijk zijn vastgelegd. Dit moet Partij B sowieso.

 

Op basis van het transcript oordeelt het Gerechtshof dat Partij B inmiddels geen aanspraak meer kan maken op de filmcredit omdat de inleg niet is betaald. Volgens het Gerechtshof blijkt uit het transcript dat het terugtrekken van Partij B uit het project onvoldoende is om filmcredits te verkrijgen, omdat dit nou eenmaal niet was afgesproken. Partij A wordt door het Gerechtshof in het gelijk gesteld, net zoals bij de Rechtbank.

 

Deze uitspraak leert ons dat je altijd zorgvuldig om moet gaan met de vastlegging van gemaakte afspraken om problemen te voorkomen.

Het mondelinge arrest van 17 oktober 2019 is schriftelijk vastgelegd en hier te lezen.

 

Hebt u vragen over overeenkomsten of wilt u uw overeenkomst door een van onze specialisten laten nakijken? Neem dan contact met ons op.

 

Door: Nine Bennink